De eenogige kijk op ons heelal zegt dat je voor problemen niet zo ver moet zoeken. Zulke problemen komen misschien nooit. Hou je in plaats daarvan bij de wolf binnen je eigen omheining. De hordes erbuiten bestaan misschien niet eens.
Het Boek Azhar; Shamrai :
A
Jessica wachtte Idaho op naast het raam van haar zitkamer. Het was een gerieflijke kamer met zachte divans en ouderwetse stoelen. In geen van haar kamers was een suspensiestoel te vinden en het kristal van de gloeibollen was uit de vorige eeuw. Haar raam gaf uitzicht op de een verdieping lager gelegen binnentuin.
Ze hoorde de bediende de deur openen, daarna het geluid van Idaho's voetstappen op de houten vloer en vervolgens op het tapijt. Ze luisterde zonder zich om te draaien en hield haar blik gericht op het vlekkerige licht over de groene bodem van de binnenplaats. De stille, angstige gevoelsoorlog in haar binnenste moest nu onderdrukt worden. Ze zoog de diepe teugen lucht in van haar prana bindu-oefening en voelde de gedwongen kalmte door zich heen stralen.
De hoge zon wierp zijn zoeklicht door een stofbaan in de binnenhof en belichtte het zilveren wiel van een spinnenweb dat zich uitstrekte tussen de takken van een lindeboom die bijna haar raam raakten. Het was koel in haar kamers, maar buiten de vacuA1/4m-ruiten was er lucht die trilde van versteende hitte. Kasteel Corrino stond op een plek met dode, onbeweeglijke lucht die het groen in de hof logenstrafte.
Ze hoorde hoe Idaho vlak voor haar bleef staan.
Zonder zich om te draaien zei ze: 'De gave van het woord is de gave van bedrog en schijn, Duncan. Waarom wens jij woorden met mij te wisselen?'
'Misschien zal maar A(c)A(c)n van ons dit overleven,' zei hij.
'En jij wilt dat ik een gunstig verslag over je inspanningen uitbreng?' Ze draaide zich om en zag hoe kalm hij daar stond en haar aankeek met die grijze metalen ogen die geen brandpunt hadden. Wat waren ze leeg!
'Duncan, is het mogelijk dat je bezorgd bent over je plaats in de geschiedenis?'
Ze zei het op beschuldigende toon en dacht onderwijl terug aan die andere keer dat ze tegenover deze man had gestaan. Toen was hij dronken en had hij opdracht haar te bespioneren zodat hij door tegenstrijdige plichten verscheurd werd. Maar dat was Duncan van vA3A3r de ghola. Dit was helemaal niet dezelfde man. Deze was niet verdeeld in zijn handelingen, niet verscheurd.
Hij bewees die slotsom door te lachen. 'De geschiedenis heeft zijn eigen gerechtshof en spreekt zijn eigen oordeel uit. Ik denk niet dat het me veel zal kunnen schelen als mijn oordeel wordt uitgesproken.'
'Waarom ben je hier?' vroeg ze.
'Om dezelfde reden dat u hier bent, Vrouwe.'
Uiterlijk verraadde niets de schokkende kracht van die eenvoudige woorden maar ze dacht razendsnel na. Weet hij werkelijk waarom ik hier ben? Hoe kon hij dat weten? Alleen Ghanima wist het. Had hij dan genoeg gegevens voor een mentatberekening? Dat was mogelijk. En stel dat hij iets zei waarmee hij haar verraadde? Zou hij dat doen als hij haar reden om hier te zijn deelde? Hij moest weten dat iedere beweging, elk woord werd bespioneerd door Farad'n of zijn bedienden.
'Het Geslacht Atreides staat op een bitter kruispunt,' zei ze. 'Verwanten die zich tegen elkaar keren. Jij was een van de meest trouwe mannen van mijn Hertog, Duncan. Toen Baron Harkonnena'
'Laten we zwijgen over de Harkonnens,' zei hij. 'Dat was een andere tijd en uw Hertog is dood.' En hij vroeg zich af: Kan ze niet raden dat Paul het feit dat er Harkonnens bloed in de Atreides stroomt heeft onthuld? Wat een risico was dat voor Paul geweest, maar het had Duncan Idaho alleen nog sterker aan hem gebonden. Het vertrouwen dat achter die onthulling stak was zo'n grote beloning dat je het je nauwelijks kon voorstellen. Paul had geweten wat de mensen van de Baron Idaho hadden aangedaan.
'Het Geslacht Atreides is niet dood,' zei Jessica.
'Wat is het Geslacht Atreides?' vroeg hij. 'Bent u het Geslacht Atreides? Is Alia het? Ghanima? Zijn het mensen die dit Geslacht dienen? Ik kijk naar die mensen en zij dragen het stempel van een onuitsprekelijk Zwoegen. Hoe kunnen zij Atreides zijn? Uw zoon zei het heel juist: "Zwoegen en vervolging zal het lot zijn van allen die mij volgen." Ik zou me daar graag van losmaken, Vrouwe.'
'Ben je overgelopen naar Farad'n?'
'Bent u dat niet, Vrouwe? Bent u hier niet heen gekomen om Farad'n te overtuigen dat een huwelijk met Ghanima al onze problemen zou oplossen?'
Denkt hij dat nu echt? vroeg ze zich af. Of zegt hij dat voor de oplettende spionnen?
A
'Het Geslacht Atreides is in wezen eigenlijk altijd een beginsel geweest,' zei zij. 'Dat weet je, Duncan. Wij kochten trouw met trouw.'
'Het volk dienen,' spotte Idaho. 'Achch, wat heb ik uw Hertog dat vaak horen zeggen. Hij moet zich wel omdraaien in zijn graf, Vrouwe.'
'Vind je echt dat we zo diep gezonken zijn?'
'Vrouwe, wist u niet dat er Vrijmanse opstandelingen zijnaze noemen zich de "Maquis van de Binnenste Woestijn"adie het Geslacht Atreides en zelfs Muad'Dib vervloeken?'
'Ik heb het verslag van Farad'n gehoord,' zei ze, zich onderwijl afvragend waar hij op aanstuurde.
'Meer dan dat, Vrouwe. Meer dan Farad'ns verslag. Ik heb zelf hun vloek gehoord. Zo gaat hij: "Het vagevuur voor jullie, Atreides! Dat jullie geen ziel zult hebben, geen geest, geen lichaam, geen schaduw of magie of skelet, geen haar of klanken of woorden. Dat jullie geen graf zult hebben, geen huis of hol of tombe. Dat jullie geen tuin zult hebben, geen boom of struik. Dat jullie geen water zult hebben, geen brood of licht of vuur. Dat jullie geen kinderen zult hebben, noch verwanten of erven of stam. Dat jullie geen hoofd zult hebben, noch armen of benen of loop of zaad. Dat jullie op geen enkele planeet een plek zullen vinden. Dat het jullie ziel niet worde toegestaan uit de diepten omhoog te komen, en dat hij nooit te midden van degenen die op aarde mogen leven zal verblijven. Dat jullie nimmer Shai-Hulud zult aanschouwen, maar dat jullie geboeid en geketend in de meest lage gruweltoestand zult verkeren en dat jullie ziel nimmer het heerlijke licht zal aanschouwen voor eeuwig en eeuwig." Zo luidt de vloek, Vrouwe. Kunt u zich zulke haat van Vrijmans voorstellen? Zij delen alle Atreides in bij de linkerhand van de verdoemden, bij de Zonnevrouw die vol brandende gloed is.'
Jessica moest huiveren. Ongetwijfeld had Idaho die woorden op dezelfde toon uitgesproken als waarin hij de oorspronkelijke vloek had gehoord. Waarom maakte hij dit bekend aan het Geslacht Corrino? Ze kon zich een razende Vrijman voorstellen die, verschrikkelijk in zijn woede, voor zijn stam stond en lucht gaf aan deze vloek. Waarom wilde Idaho dat Farad'n het zou horen?
'Jij levert een krachtig argument voor het huwelijk tussen Ghanima en Farad'n,' zei ze.
'U had altijd al een eenzijdige manier van problemen benaderen,' zei hij. 'Ghanima is een Vrijman. Zij kan alleen iemand huwen die geen fai betaalt, geen waterschatting voor bescherming. Het Geslacht Corrino heeft zijn hele aandelenpakket in choam aan uw zoon en zijn erfgenamen afgestaan. Farad'n leeft bij de gratie van de Atreides. En denk aan wat uw Hertog zei toen hij zijn Haviksvlag op Arrakis plantte: "Hier ben ik; hier blijf ik!" Zijn botten liggen er nog. En Farad'n zou op Arrakis moeten wonen en zijn Sardaukar met hem.'
Idaho schudde zijn hoofd bij alleen de gedachte al aan zo'n verbintenis.
'Een oud spreekwoord zegt dat je een probleem moet afpellen als een ui,' zei ze met kille stem. Hoe durft hij mij te bevoogden? Tenzij hij het natuurlijk doet voor de oplettende ogen van Farad'n...
'Op een of andere manier zie ik Vrijmans en Sardaukar geen planeet delen,' zei Idaho. 'Dat is een rok die niet zo makkelijk loslaat van deze ui.'
De gedachten die Idaho's woorden bij Farad'n en zijn raadsheren zouden kunnen oproepen, bevielen Jessica helemaal niet en ze zei op scherpe toon: 'Het Geslacht Atreides schrijft in dit Rijk nog steeds de wet voor!' En ze dacht: Wil Idaho Farad'n laten geloven dat hij de troon kan herwinnen zonder de Atreides?
'O ja,' zei Idaho, 'dat vergat ik bijna. De wetgeving van de Atreides! Maar dan natuurlijk zoals vertaald door de Priesters van het Gouden Elixir. Ik hoef mijn ogen maar dicht te doen om uw Hertog tegen mij te horen vertellen dat onroerend goed altijd wordt gewonnen en behouden met geweld of door dreigen daarmee. Het geluk komt overal, zoals Gurney altijd zong. Het doel heiligt de middelen? Of haal ik mijn spreekwoorden door elkaar? Nu ja, het maakt ook niet uit of de Vrijmanse legioenen openlijk de gepantserde vuist heffen of de Sardaukar, of dat hij verstopt zit in de wetgeving van de Atreidesadie vuist is er toch. En de rok van de ui wil niet loslaten, Vrouwe. Weet u, ik vraag me af welke vuist Farad'n zal opeisen.'
Wat is hij aan het doen? vroeg Jessica zich af. Het Geslacht Corrino zou deze redenering opzuigen als een spons en er zich over verkneukelen.
'Jij denkt dus dat de priesters Ghanima niet zouden toestaan om met Farad'n te trouwen?' giste Jessica die probeerde te peilen in welke richting de woorden van Idaho wezen.
'Niet toestaan! Grote goden! De priesters laten Alia alles doen wat ze maar besluit. Ze zou zA(c)lf met Farad'n kunnen trouwen.'
Zit hij daarnaar te vissen? vroeg Jessica zich af.
'Nee Vrouwe,' zei Idaho. 'Dat is de kwestie niet. De bevolking van dit Rijk kan geen onderscheid vinden tussen de Atreides-regering en de regering van Beest Rabban. Elke dag sterven er mensen in de kerkers van Arrakeen. Ik ben weggegaan omdat ik geen uur langer mijn zwaardarm ter beschikking van de Atreides kan stellen! Begrijpt u niet wat ik zeg, waarom ik hier bij u kom als meest nabije vertegenwoordiger van de Atreides? Het Atreides-Rijk heeft uw Hertog en uw zoon verraden. Ik hield van uw dochter, maar zij ging de ene kant op en ik de andere. Als het er op aankomt zal ik Farad'n aanraden Ghanima's handaof die van Aliaaalleen op zijn eigen voorwaarden te aanvaarden!'
Aha, hij schept alle voorwaarden voor een oneervol formeel ontslag uit de dienst van de Atreides, dacht ze. Maar die andere zaken waarover hij sprak, zou hij misschien weten hoe goed die hun werk voor haar deden? Ze keek hem donker aan. 'Je weet toch dat elk woord afgeluisterd wordt door spionnen, hA"?'
'Spionnen?' Hij grinnikte. 'Zij luisteren zoals ik ook zou luisteren in hun plaats. Weet u dan niet dat mijn trouw een heel andere kant op werkt? Ik heb heel wat nachten alleen in de woestijn doorgebracht, en de Vrijmans hebben gelijk over dat oord. In de woestijn, en vooral 's nachts, kom je het gevaar tegen van diepe gedachten.'
'Heb je ons daar door de Vrijmans horen vervloeken?'
'Ja. Te midden van de al-Ourouba. Op verzoek van de Prediker heb ik me bij hen aangesloten, Vrouwe. Wij noemen onszelf de Zarr Sadus, zij die weigeren voor priesters te buigen. Ik ben hier om de Atreides officieel mee te delen dat ik mezelf naar het gebied van de vijand heb verplaatst.'
Jessica bekeek hem nauwlettend, zocht naar kleine verraderlijke tekens, maar Idaho liet uit niets blijken dat hij niet oprecht had gesproken of dat hij geheime plannen had. Was het werkelijk mogelijk dat hij naar Farad'n was overgelopen? Ze dacht terug aan de leerstelling van de Zusters: In menselijke zaken houdt niets langdurig stand; alle menselijke zaken draaien rond in een spiraal, in een gekromde, buitenwaarts gerichte baan. Als Idaho waarlijk de Atreides-kudde had verlaten, zou dat zijn huidige gedrag verklaren. Hij bewoog zich in een gekromde, buitenwaarts gerichte baan. Ze moest dit als mogelijkheid overwegen.
A
Maar waarom had hij zo nadrukkelijk gezegd dat hij handelde op verzoek van de Prediker?
Jessica's gedachten snelden voort en nadat ze verscheidene mogelijkheden had overwogen, besefte ze dat ze misschien Idaho zou moeten doden. Het plan waarop zij al haar hoop had gevestigd, was nog zo teer dat ze niet kon toestaan dat er iets tussenkwam. Helemaal niets. En Idaho's woorden wezen erop dat hij haar plan kende. Ze schatte hun onderlinge afstand en positie in de kamer, en verplaatste zich en draaide tot ze in de goede houding stond voor een dodelijke slag.
'Ik heb het normaliserende effect van de faufreluches altijd beschouwd als een krachtige steunpilaar voor ons,' zei ze. Hij zou zich wel afvragen waarom ze nu ineens overging op het stelsel van klasse-onderscheid. 'De Raad van Grote Geslachten van de Landsraad, de regionale Sysselraads, verdienen allemaal onzea'
'U leidt me toch niet af,' zei hij.
En Idaho verwonderde zich erover dat haar handelingen zo doorzichtig waren geworden. Was ze in haar geborgenheid laks geworden of had hij eindelijk een bres weten te slaan in de muren van haar Bene Gesserit opleiding? Het laatste, besloot hij, maar voor een deel lag het aan haarzelfaze veranderde met het ouder worden. Het maakte hem treurig dat hij dit zag, zoals het hem treurig maakte om de kleine verschilletjes te zien tussen de nieuwe Vrijmans en de oude. Het verdwijnen van de woestijn was het verdwijnen van iets dat mensen dierbaar was en hij kon dit niet omschrijven, net zomin als hij omschrijven kon wat er met Vrouwe Jessica was gebeurd.
Jessica staarde Idaho met openlijke verbazing aan, zonder zelfs maar te proberen haar reactie te verbergen. Kon hij haar zo makkelijk lezen?
'U zult mij niet doden,' zei hij. Hij gebruikte de Vrijmanse waarschuwing: 'Smeer je bloed niet aan mijn mes.' En hij dacht: Ik ben bijna helemaal een Vrijman geworden. Het gaf hem een wrang gevoel van continuA-teit om te beseffen hoe diepgaand hij de gewoonten had aangenomen van de planeet die zijn tweede leven had geherbergd.
aIk vind dat je nu maar beter kunt weggaan,' zei ze.
'Pas nadat u mijn ontslag uit de dienst van de Atreides hebt aanvaard.'
'Aanvaard!' Ze beet het woord af. En pas toen ze het gezegd had, besefte ze hoeveel pure reflexreactie er in deze woordenwisseling was voorgevallen. Ze had tijd nodig om te denken en te overwegen. Hoe had Idaho geweten wat zij zou doen? Ze achtte hem niet in staat sprongen door de Tijd te maken op de manier zoals specie dat veroorzaakte.
Idaho liep achteruit bij haar vandaan tot hij de deur in zijn rug voelde. Hij boog. 'Nog A(c)A(c)n maal noem ik u Vrouwe en dan nooit meer. Ik zal Farad'n aanraden u stilletjes en vlug naar Wallach terug te sturen op het vroegst mogelijke tijdstip. U bent een te gevaarlijk stuk speelgoed om zomaar te laten rondslingeren. Hoewel ik niet geloof dat hij u als een stuk speelgoed beschouwt. U werkt voor de Zusters, niet voor de Atreides. Ik vraag me nu af of u ooit wel voor de Atreides hebt gewerkt. Jullie heksen bewegen je op een terrein dat te diep en te duister ligt dat een doodgewone sterveling jullie nog kan vertrouwen.'
'Een ghola die zich een doodgewone sterveling noemt,' hoonde ze.
'Vergeleken bij u wel,' zei hij. 'Vertrek!' beval ze.
'Dat is mijn bedoeling ook.' Hij glipte de deur door en liep langs de nieuwsgierige blik van de bediende die kennelijk had staan luisteren.
Het is gebeurd, dacht hij. Rn ze kunnen het maar op A(c)A(c)n manier uitleggen.
A
Alleen in het rijk der wiskunde is Muad'Dibs nauwkeurige toekomstinzicht te begrijpen. Aldus: ten eerste postuleren we een willekeurig aantal punt-dimensies in de ruimte. (Dit is het klassieke, z-voudig uitgebreide relatiestelsel, een relatiestelsel met n dimensies.) Binnen dit rooster wordt de Tijd, zoals die gewoonlijk wordt begrepen, een relatiestelsel van eendimensionale eigenschappen. Als we dit op het verschijnsel Muad'Dib toepassen, merken we dat we A3f te maken hebben met nieuwe eigenschappen van de Tijd A3f (door te herleiden met de infinitesimaalrekening) met gescheiden stelsels die n lichaamseigenschappen bezitten. Bij Muad'Dib gaan we van die laatste veronderstelling uit. Zoals met de herleiding is aangetoond, kunnen de puntdimensies van het w-voud slechts los van elkaar bestaan binnen verschillende roosters van Tijd. Hiermee is aangetoond dat er verschillende Tijdsdimensies naast elkaar bestaan. Aangezien dit onvermijdelijk het geval is, vereisten Muad'Dibs voorspellingen dat hij het z-voud niet als een uitgebreid relatiestelsel zag maar als een operatie binnen een enkel rooster. In feite bevroor hij zijn heelal tot dat ene rooster dat zijn opvatting over Tijd was. Palimbasha: lezingen in Vest Tabr
A
Leto lag op een duintop en tuurde over het open zand naar een kronkelig rotslichaam. De rots lag als een onmetelijke worm bovenop het zand, plat en dreigend in het zonnige ochtendlicht. Niets verroerde zich daar. Geen vogel vloog erboven rond; geen enkel dier scharrelde tussen de rotsen. Hij zag de lange gaten van een windval, bijna midden in de rug van de 'worm'. Er zou daar water zijn. De rotsworm had de vertrouwde aanblik van een beschutte vest, op de afwezigheid van levende dingen na. Hij lag stilletjes te kijken, A(c)A(c)n met het zand.
Een van Gurney Hallecks liedjes bleef hardnekkig en eentonig door zijn gedachten spelen:
A
Aan de heuvelvoet waar de vos tippelt,
Valt het licht van de zon en stippelt
De plek waar mijn lief blijven moet.
Aan de heuvelvoet waar je venkel ziet,
Bespeur ik mijn lief; hij ontwaakt niet.
Verstopt in een graf Aan de heuvelvoet.
A
Waar bevond zich de ingang naar die plaats? vroeg Leto zich af.
Hij was er volkomen zeker van dat dit Jacurutu/Fondak moest zijn, maar er was hier iets dat veel erger mis was dan alleen het ontbreken van bewegende dieren. Er flikkerde iets aan de rand van zijn bewuste waarneming dat hem waarschuwde.
Wat verborg zich aan de voet van de heuvel?
Dat er geen dieren waren zat hem dwars. Dat wekte zijn Vrijmanse behoedzaamheid op: De afwezigheid zegt meer dan de aanwezigheid waar het overleven in de woestijn betreft.
Maar er was een windval. Er zou water zijn en mensen die dat gebruikten. Dit was het taboe-oord dat zich achter de naam Fondak verschool en zijn andere identiteit was zelfs in de herinneringen van de meeste Vrijmans verloren gegaan. En hier waren nergens vogels of andere dieren te bekennen.
Ook geen mensenaen toch begon hier de Gouden Weg.
Zijn vader had eens gezegd: 'Op elk ogenblik is het onbekende rondom je. Daar moet je je kennis zoeken.'
Leto keek naar rechts over de duintoppen. Er had kort geleden een moeder van een storm gewoed. Het Azrakmeer, het gipsbekken, was van zijn zandige dek ontdaan en blootgelegd. Volgens het Vrijmanse bijgeloof mocht degene die de Biyan zag, het Witte Land, een tweesnijdende wens doen, een wens die je zou kunnen vernietigen. Leto zag slechts een gipsbekken dat hem vertelde dat er hier op Arrakis eens open water was geweest.
Zoals het er weer zou komen.
Hij tuurde omhoog en keek de hele hemel af op zoek naar beweging. De hemel was vol gaten na de storm. Het licht dat er doorheen viel wekte een indruk van een melkachtige aanwezigheid, van een zilveren zon die ergens verdwaald was boven de stofsluier die nog op grote hoogte bleef hangen.
Weer richtte Leto zijn aandacht op de bochtige rotsmassa. Hij pakte zijn verrekijker uit zijn Vrij set, stelde de zelf bewegende lenzen in en tuurde naar het naakte grijs, dit rotsuitsteeksel waar eens de mensen van Jacurutu geleefd hadden. Met de vergroting werd een doornstruik zichtbaar, van de soort die Koningin van de Nacht werd genoemd. De struik wortelde in de schaduw bij een kloof die wel eens een ingang naar de oude vest zou kunnen zijn. Hij tuurde de hele rotsmassa af. De zilveren zon veranderde alle rood in grijs en gaf de lange rotsmassa een matte platheid.
Hij rolde zich andersom, met zijn rug naar Jacurutu en hij keek zijn hele omgeving af door de verrekijker. Niets in die wildernis hield de sporen van langsgetrokken mensen vast. De wind had zijn sporen ook al uitgewist en er was alleen nog vaag een ronde plek te zien waar hij die nacht van zijn worm gesprongen was.
Weer keek hij naar Jacurutu. Op de windval na, was er aan niets te zien dat er hier ooit mensen geweest waren. En zonder die kronkelige rotsworm was er hier uit het gebleekte zand niets af te leiden, een woestenij van horizon tot horizon.
Leto had plotseling het gevoel dat hij op deze plaats was omdat hij had geweigerd zich te laten opsluiten in een stelsel dat zijn voorouders hem hadden nagelaten. Hij dacht aan de manier waarop mensen naar hem keken, die algemene vergissing in iedere blik, behalve die van Ghanima.
Op die rafelige dot van andere herinneringen na, is dit kind nooit een kind geweest.
Ik moet de verantwoordelijkheid dragen voor de beslissing die we genomen hebben, dacht hij.
Weer keek hij de hele rots langs. Volgens alle beschrijvingen moest dit Fondak zijn en geen enkel ander oord kon Jacurutu zijn. Hij voelde een vreemde resonerende verwantschap met het taboe van deze plek. Hij zette op de Bene Gesserit manier zijn geest open voor Jacurutu en probeerde er helemaal niets over te weten. Weten was een barriA"re die leren verhinderde. Enkele ogenblikken lang liet hij zichzelf gewoon meetrillen, stelde hij geen eisen, en geen vragen.
De moeilijkheid zat hem in het ontbreken van dierlijk leven, maar het was A(c)A(c)n ding in het bijzonder dat hem oplettend maakte. Toen ineens wist hij wat dat was: er waren geen aasvogelsageen arenden, geen gieren, geen haviken. Ook al verborg alle andere leven zich, die bleven altijd. Elke drenkplaats in deze woestijn had zijn voedselketen. Aan het eind van die keten bevonden zich de alomtegenwoordige aaseters. Maar er was helemaal niets zijn aanwezigheid komen onderzoeken. Hoe goed kende hij niet de 'waakhonden van de vest,' die rij ineengedoken vogels op de rand van de klip bij Tabr, primitieve begrafenisondernemers die op een lijk wachtten. 'Onze concurrenten,' zeiden de Vrijmans altijd. Maar ze zeiden het zonder enige afgunst omdat speurende vogels hun heel vaak vertelden dat er vreemdelingen naderden.
Wat moet ik doen als dit Fondak zelfs door de smokkelaars is verlaten?
Leto wachtte even en dronk uit een van zijn vangbuizen.
Wat moet ik doen als er daar echt geen water is?
Hij overwoog zijn positie. Om hier te komen had hij twee wormen het zand ingejaagd; hij had ze de hele nacht met zijn gesel opgejaagd en ze halfdood achtergelaten. Dit was de Binnenste Woestijn waar het toevluchtsoord van de smokkelaars zich moest bevinden. Als er hier leven was, als het hier mogelijk was, zou dat alleen in de aanwezigheid van water kunnen.
En als er geen water is? Als dit niet Fondak Jacurutu is?
Weer richtte hij zijn kijker op de windval. De buitenste randen waren verweerd door het zand en moesten nodig opgeknapt worden, maar er was nog genoeg van over. Er zou hier water zijn.
A
Maar als er nu geen water is?
Een verlaten vest kon zijn water kwijtraken aan de lucht, aan een heleboel verschillende rampen. Waarom waren er geen aasvogels? Gedood om hun water? Door wie? Hoe konden ze dan allemaal uitgeroeid zijn? Vergif?
Vergiftigd water.
In de legende over Jacurutu kwam niets voor over het vergiftigen van het spaarbekken, maar het was mogelijk. Als de oorspronkelijke zwermen gedood waren, zou er zich dan niet inmiddels een nieuwe gevormd hebben? De Iduali werden generaties geleden uitgeroeid en in geen van de verhalen werd over vergif gesproken. Weer bekeek hij de rotsmassa met zijn verrekijker. Hoe kon een hele vest uitgeroeid zijn? Er moesten er toch zeker een paar ontkomen zijn. Zelden waren alle inwoners van een vest tegelijk thuis. Er zwierven groepjes door de woestijn of ze trokken naar de steden.
Met een gelaten zucht stopte Leto zijn verrekijker weg. Hij gleed langs de achterkant van het duin omlaag en besteedde extra zorg aan het ingraven van zijn stiltent en het verwijderen van elk spoor van zijn binnendringen hier terwijl hij zich opmaakte om de hete uren van de dag door te brengen. De vermoeidheid stroomde traag door zijn ledematen toen hij zich in de duisternis verzegelde. In de zweetruimte van de tent dommelde hij het grootste deel van de dag en stelde hij zich voor wat hij allemaal fout gedaan kon hebben. In zijn dromen verdedigde hij zich, maar in deze beproeving die Ghanima en hij hadden gekozen was geen zelfverdediging mogelijk. Falen zou hun ziel verschroeien. Hij at speciekoeken en sliep, ontwaakte en at nog iets, dronk wat en ging weer slapen. Het was een lange tocht geweest naar deze plek, een zware beproeving voor de spieren van een kind.
Tegen de avond werd hij verkwikt wakker en hij luisterde naar tekenen van leven. Hij kroop uit zijn zandige schuilplaats. Hoog aan de hemel woei het stof in een richting maar hij voelde uit een andere richting zand tegen zijn gezicht prikkenavast teken dat er een weersomslag op komst was. Hij voelde dat er een storm naderde.
Voorzichtig kroop hij naar de top van zijn duin en tuurde nog eens naar die raadselachtige rotsen. De tussenliggende lucht was helemaal geel. Alles wees erop dat er een coriolisstorm naderde, de wind die in zijn buik de dood meedroeg. Er zou een groot kronkelend gordijn van door de wind opgejaagd zand ontstaan dat zich wel over vier breedtegraden kon uitstrekken. De eenzame leegte van het gipsbekken was nu een gele vlakte die de stofwolken weerspiegelde. Toen klapte de dag dicht en was het nacht, de snelle nacht van de Binnenste Woestijn. De rotsen veranderden in hoekige pieken, berijpt door het licht van de Eerste Maan. Hij voelde de zandnaalden op zijn huid prikken. Een droge donderslag weerklonk als een echo van trommels in de verte en in de ruimte tussen maanlicht en duisternis zag hij plotseling beweging: vleermuizen. Hij kon het flapperen van hun vleugels horen, hun kleine kreetjes.
Vleermuizen.
Dit oord bracht, opzettelijk of per ongeluk, een gevoel over van verlaten eenzaamheid. Hier zou de halflegendarische smokkelvesting moeten zijn: Fondak. Maar als het Fondak nu eens niet was? Als het taboe nog steeds werkte en als dit slechts de lege schelp van het spookachtige Jacurutu was?
Leto kroop weg achter de beschutting van zijn duin en wachtte tot de nacht zijn eigen ritme had gevonden. Geduld en voorzichtigheidavoorzichtigheid en geduld. Hij vermaakte zich enige tijd met een herbeschouwing van Chaucers tocht van Londen naar Canterbury waarbij hij vanaf Southwark alle plaatsen opnoemde: drie kilometer naar de drenkplaats van St. Thomas, acht kilometer naar Deptford, negeneneenhalve kilometer naar Greenwich, achtenveertig kilometer naar Rochester, vierenzestig naar Sittingbourne, vijfentachtig kilometer naar Boughton under Blean, achtentachtig kilometer naar Harbledown en zesennegentig kilometer naar Canterbury. De wetenschap dat maar weinigen in dit heelal zich Chaucer zouden herinneren of een ander Londen kenden dan het dorp op Gansireed, gaf hem een gevoel van tijdloos drijven. De herinnering aan Sint Thomas werd bewaard in de Oranje Katholieke Bijbel en het Azharboek, maar Canterbury was uit de herinneringen van de mens verdwenen, net als de planeet die het had gekend. Daarin lag ook de last van zijn herinneringen, van al die levens die hem dreigden op te slokken. Hij had die tocht naar Canterbury eens gemaakt.
Maar zijn huidige tocht was langer en gevaarlijker.
Enige tijd later kroop hij over de top van het duin heen en hij ging op weg naar de maanverlichte rotsen. Hij werd A(c)A(c)n met de schaduwen, gleed over de toppen en maakte geen geluiden die zijn aanwezigheid zouden kunnen verraden.
A
Het stof was verdwenen zoals dat vaak gebeurt vlak voor een storm, en het was een kristalheldere nacht. Overdag had hij geen enkele beweging waargenomen, maar toen hij de rotsen naderde, hoorde hij in het donker kleine wezentjes scharrelen.
In een dal tussen twee duinen trof hij een familie woestijnspringmuizen aan die er bij zijn nadering vandoor gingen. Hij gleed voorzichtig verder over het volgende duin waarbij zijn emoties bestookt werden door ziltige angsten. De kloof die hij had gezienaleidde die naar een ingang? En hij had meer zorgen: de ouderwetse vest was altijd beveiligd met vallenagiftige weerhaken in kuilen, giftige doorns aan planten. Hij had het gevoel dat hij gevangen zat in de Vrijmanse agrapha: de op het oor gerichte nacht. En hij luisterde naar het geringste geluid.
De grijze rotsen torenden nu boven hem uit, reusachtig door zijn nabijheid. Toen hij daar stond te luisteren, hoorde hij vogels die op die klip onzichtbaar waren en het zachte roepen van een gevleugelde prooi. Het waren de geluiden van dagvogels maar ze vlogen 's nachts. Waardoor was hun wereld omgekeerd? Door menselijke rovers?
Plotseling bleef Leto doodstil op het zand liggen. Er brandde vuur op de rots, een ballet van schitterende, geheimzinnige edelstenen tegen de zwarte voile van de nacht, het soort sein dat een vest aan mensen die door de bied trokken zou kunnen geven. Wie waren de bewoners van deze plek? Hij schoof naar voren tot in de diepste schaduwen aan de voet van de klip, tastte met zijn ene hand langs de rotswand en werkte zijn lichaam achter de hand aan terwijl hij naar de spleet zocht die hij bij daglicht had gezien. Bij zijn achtste stap vond hij hem. Hij haalde voorzichtig de zandsnorkel uit zijn set en tastte voor zich uit in de duisternis. Toen hij bewoog viel er iets straks en snoerends om zijn schouders en armen waardoor hij zich niet meer kon verroeren.
Van gr ank!
Hij onderdrukte de neiging zich te verzetten; dat zou alleen de rank nog strakker doen knellen. Hij liet de snorkel vallen, boog de vingers van zijn rechterhand en probeerde het mes aan zijn zij te bereiken. Hij was toch wel een onnozele hals dat hij niet eerst van een afstand iets in die spleet had gegooid om de duisternis uit te proberen op gevaar. Zijn gedachten waren veel te veel in beslag genomen door het vuur op de rotsen.
Elke beweging trok de vangrank strakker aan, maar eindelijk voelden zijn vingers het heft van zijn mes. Stilletjes sloot hij het heft in zijn hand en begon hij het uit zijn gordel te trekken.
Ineens stond hij in een verblindende lichtgloed die alle beweging stilzette.
'Aha, een mooie vangst in ons net.' De zware mannenstem die achter Leto's rug klonk had een vaag vertrouwde klank. Leto probeerde zijn hoofd om te draaien hoewel hij wist dat de rank de gevaarlijke eigenschap had lichamen die zich te vrij bewogen dood te drukken.
Voor hij kon zien wie hem gevangen had, nam een hand hem zijn mes af. De hand bewoog zich uiterst deskundig over zijn hele lichaam en haalde alle kleine apparaatjes te voorschijn die Ghanima en hij bij zich droegen ter overleving. Niets ontging de speurder, zelfs niet het wurgkoord van shigadraad dat in zijn haar verstopt zat.
Leto had de man nog steeds niet gezien.
Vingers verschikten de vangrank en hij merkte dat hij makkelijker kon ademen, maar de man zei: 'Verzet je niet, Leto Atreides. Ik heb jouw water in mijn nap.'
Met uiterste moeite wist Leto kalm te blijven en hij zei: 'Je kent mijn naam?'
'Natuurlijk! Als je een val zet, heeft die een bedoeling. Je mikt op een bepaald prooidier, niet waar?'
Leto bleef zwijgen, maar zijn gedachten maalden door.
'Je voelt je verraden!' zei de zware stem. Handen draaiden hem andersom, zachtzinnig maar met een zeker vertoon van kracht. Een volwassen man liet het kind merken hoe de kansen lagen.
Leto staarde omhoog naar de gloed van twee zweeffakkels en hij zag de zwarte omtrek van een gezicht met een stilpakmasker en de kap. Toen zijn ogen gewend waren zag hij een donkere strook huid en de diepdonkere ogen van de melangeverslaving.
'Jij vraagt je af waarom wij al deze moeite hebben gedaan,' zei de man. Zijn stem kwam met een eigenaardig gesmoorde klank uit het bedekte onderste deel van zijn gezicht; het leek wel of hij een accent wilde verbergen.
aIk verwonder me al sinds lang niet meer over het grote aantal mensen die de Atreides-tweeling dood willen zien,' zei Leto. 'Hun redenen liggen voor de hand.'
Terwijl hij sprak gooide Leto's geest zich tegen het onbekende aan als tegen de tralies van een kooi, op zoek naar antwoorden.
Een val speciaal voor hem? Maar wie had het geweten behalve Ghanima? Onmogelijk! Ghanima zou haar eigen broer niet verraden. Was er dan iemand die hem goed genoeg kende om zijn handelwijze te kunnen voorspellen? Wie? Zijn grootmoeder? Hoe zou dat kunnen?
'Je mocht niet langer doorgaan zoals je bezig was,' zei de man. 'Erg slecht. Voor je de troon bestijgt, moet je opgevoed worden.' De ogen zonder wit staarden op hem neer. 'Jij vraagt je af hoe iemand zich kan aanmatigen zo'n persoon als jij op te voeden? Jij, die de kennis van een hele menigte in je herinneringen hebt liggen? Maar dat is het juist, zie je! Jij denkt zelf dat je al opgevoed bent, maar je bent alleen maar een pakhuis van dode levens. Je hebt geen eigen leven. Jij bent slechts een lopend surrogaat van anderen die allemaal maar A(c)A(c)n doel hebbenaze zoeken de dood. Het is niet goed voor een heerser om een doodszoeker te zijn. Je zou je omgeving bezaaien met lijken. Je vader begreep bij voorbeeld nooit heta'
'Durf je zo over hem te spreken?'
'Dat heb ik al heel wat keren gedurfd. Hij was tenslotte gewoon maar Paul Atreides. Nou, jongen, welkom op school.'
De man haalde een hand onder zijn mantel uit en raakte Leto's wang aan. Leto voelde de schok van een klapinjectie en spiraalde langzaam omlaag de duisternis in waar een groene vlag wapperde. Het was de groene banier van de Atreides met zijn symbolen voor dag en nacht, en de Duinstaf die een waterbuis bevatte. Hij hoorde het water borrelen toen de bewusteloosheid hem overmande. Of was het iemand die grinnikte?